Later wil ik mama worden
Ik ben Sofie, 40 something, gelukkig getrouwd, trotse mama van Tame en Lidiya - geboren in Ethiopië - en ik ben ongewenst biologisch kinderloos.
Al van toen ik een klein meisje was, droomde ik ervan om mama te worden. Mijn ideaalbeeld mama te worden van een jongen en een meisje. Christopher en Laura. Dat was toen, lang geleden. De namen veranderden met de tijd. De wens stond in steen gebeiteld. Wist ik veel.
We adopteerden twee prachtige kinderen. Een meisje en een jongen, 14 en 10 jaar ondertussen. Ze groeiden in mijn hart, niet in mijn buik.
Mijn buik bleef leeg. Onverklaarbaar leeg.
10 jaar na mijn laatste fertiliteitstraject begon ik te rouwen, al had ik daar toen nog geen woorden voor. Er zat iets gewrongen al die jaren, een verdriet verstopt in de schaduw van mijn zijn wat af en toe werd getriggerd, maar telkens weer vakkundig en snel werd weggestopt tot het niet meer lukte. Een slordige 10 jaar kinderwens lag er opgestapeld, een weg van vallen en opstaan. Wachten, hopen, keihard neergeslagen worden, mezelf verliezen, ons leven ongewenst on hold zetten en altijd doorgaan voor die ene wens, mama worden.
Op aanraden van mijn toenmalig psycholoog begon ik te schrijven, teksten die ik bundelde op een blog. Ik begon met hem te praten over dat rare zwarte en toch wel zware gewicht in mijn rugzak. Ik begon te praten met vriendinnen, met Steunpunt Adoptie, met Kinderwens vzw en later ging ik ook terug naar Gasthuisberg waar mijn fertiliteitscentrum zat.
Voor het eerst kreeg mijn verdriet erkenning, ze noemden het “schaduwverdriet” en zeiden dat ik mocht rouwen om het kindje dat nooit kwam, ons imaginair kind. In mijn gedachten was dat altijd een meisje geweest, Lotje, kort voor Charlotte.
Na veel wikken, wegen, schrijven en vertellen, stapte ik naar een uitgever die tot mijn grootste verbazing “JA” zei. In de kantoren van de uitgeverij zei ik “Als ik 1 of misschien een paar vrouwen kan helpen om te praten, om te delen, om hun verdriet een plaatsje te geven, (h)erkenning voor het traject en alle emoties die erbij horen dan zal ik gelukkig zijn.”
Ik zocht mijn oude dagboekjes, ging terug in de tijd en nam mijn zwart verdriet op schoot. Ik voerde gesprekken die ik jaren eerder had moeten voeren, maar waarvoor toen de tijd niet rijp was. In het warme nest van mijn gezin schreef ik mijn boek.
Tot op de dag vandaag wordt er te weinig gepraat over ongewenste kinderloosheid en over het traject. Te vaak blijft het eenzaam, een stille strijd. Vele vrouwen worstelen, relaties wankelen omdat het zo heftig is, het wordt te vaak alleen gedragen. Het eindigt ook niet bij een succesvolle zwangerschap of bij het afscheid nemen van de wens. Neen, het blijft een wonde of een litteken omdat het een verlies is in zovele facetten van je leven. Je zelfbeeld, je relatie, je intimiteit, misschien liep je iets mis op je werk, de liefde voor je lichaam, je dromen; alles verandert en niets wordt ooit nog hetzelfde.
Ik hoop dat mijn boek mag helpen om (h)erkenning te geven bij wensouders, bij de #1op6 die worstelen of hebben geworsteld, bij hun familie en vrienden om hen te helpen dragen, maar ook bij de professionelen die hen omringen met zorg en expertise om hen nog beter te begrijpen.
Mijn boek, “Later wil ik mama worden”, is verkrijgbaar online bij de Belgische boekhandels bv Standaard Boekhandel, uitgeverij Borgerhoff&Lamberigts of bol.com. Je kan ook een stukje van mijn verhaal beluisteren in de prachtige podcast WEG, aflevering 31. Sofie Van den Broeck Instagram @laterwilikmamaworden |
Schaduwverdriet
Dat stille verdriet dat verborgen ligt in de schaduw van je zijn, van je dagelijkse leven, is een beetje een taboe. Ik heb namelijk alles om gelukkig te zijn. Ik heb een schat van een man, een knappe pluszoon, en onze twee prachtige kinderen, Lidiya en Tame. Ik houd van hen met elke vezel van mijn lichaam, ik kan me niet inbeelden dat er een grotere liefde bestaat.
Waarom ben ik dan verdrietig?!
De wetenschap moest het van me overnemen tijdens het kinderwensverhaal. Ergens in de gangen van het ziekenhuis, op weg van bloedafnames naar echo’s, over prikken en slikken, van controle naar controle, wachtend op telefoontjes, daar verloor ik mijzelf. Mijn onstuimige onbezonnen zelf. Mijn schaterlachende, gekke ik.
Ik sloot me meer en meer af. Ik bouwde een muur om mijn hart heen en verloor mijn zachtheid, ik moest opboksen tegen de kilte van de fertiliteit en de wetenschap, me wapenen tegen elke teleurstelling. De wereld stopt helaas niet met draaien. Het leven rondom ons ging verder: babyborrels, huwelijken, doopfeesten, bolle buiken overal. En in mijn buik een gapende leegte.
Ik voelde me mislukt. Ik was een schim van mezelf. Grijs en klein. Ik denk dat het dat is, het verliezen van jezelf, je zachtheid en het bouwen van muren van gewapend beton om te kunnen blijven functioneren.
Gewoon naar het werk rijden na bloedafnames, metingen en de dag na het zoveelste negatieve telefoontje aan de slag gaan. Je altijd moeten opladen want “Hé je moet positief blijven hé, erin geloven en ontspannen, je mag zeker niet gespannen zijn!”. Liefst zou ik nu luid gillen, plaatsvervangend voor toen. Welke normale mens kan dat volhouden?
Toch treft ook ons schuld. We hebben niets gezegd. Ik heb mijn hand niet of te weinig uitgestoken, ik heb niet gevraagd om me vast te houden. Ik heb niet gezegd dat ik liever zou afspreken zonder kinderen of dat ik liever niet luisterde naar de zoveelste heerlijke verhalen over kleine koters. We wilden doorgaan zonder pauze want “de tijd tikt” en “ik wil zwanger worden”, verwerken zouden we later wel doen.
Schaduwverdriet is het opstapelen van al die kleine dingen, een niet tastbaar verlies, een verlies dat altijd leeft en altijd bij je is ook al is het onzichtbaar. Enkel door erover te praten, door eerlijk te zijn met jezelf, denk ik dat het voor jezelf een beeld wordt. Iets wat je een plaats kan geven, een verdriet dat je zachter kan maken.
Ik schreef “Later wil ik mama worden” om mijn verdriet een plaats te geven en anderen te helpen. Het is de weg van een open wonde naar een litteken, van groot en rauw zwart verdriet dat ik te lang had verstopt naar een verdriet dat er altijd zal zijn en er mag zijn. Verdriet dat voor mij en de mensen rondom mij wel een gezicht kreeg.